Kenmerken:
Ontwikkeling van het broednest.
Een snelle groei van het volk als de dracht gunstig is.
Groeien vergt eiwit!
Wat als het weer slecht is en de dracht dus ongunstig?
Mogelijke obstakels:
Diverse ziekten en plagen steken de kop op zodra het volk verzwakt, varroa en virussen zijn de grootste belagers.
Voedselgebrek kan optreden door het slechte weer of een arme bijenweide.
De imker wiens belangen soms het tegengestelde zijn aan die van de bijen:
Zwermbestrijding en honing oogsten. Onvoldoende kennis van het bijenleven.
Deze factoren beïnvloeden de seizoenwerkzaamheden.
Januari:
- Het bijenvolk is in rust en zit is tros. Verstoringen van het volk door de imker, katten, vogels, muizen, geluiden, … doet bijen de tros verlaten. Bijen die de tros verlaten zijn verloren.
- De vlieggaten openhouden (breedte, hoogte!)
- Het beschimmelen van de was voorkomen door het openen van de vlieggaten maar vooral de varroaschuif. Behalve bij ernstige, aanhoudende vorst.
- Bij sneeuwval de vlieggaten openhouden. Smeltende sneeuw bevriest ’s nachts en belet dan de aanvoer van lucht.
- Zonnestralen lokken bijen naar buiten die daar dan meteen afkoelen, vliegopening afschermen.
- De koningin hervat de eileg vanaf een temperatuur van 4 à 5 °C. Weersomstandigheden en erfelijke aanleg spelen hierbij een rol.
- Om het warmteverlies te verminderen kan men tussen de afdekplaat en het deksel isolatie aanbrengen, zoals kranten, isomo, jute zak, …
Februari:
- De eerste warme dagen komen eraan en de winterrust komt tot zijn einde.
- De bijen vliegen op de warmste uren van de dag op zoek naar vroegbloeiers zoals hazelaar, botanische krokussen, sneeuwklokje, helleborus, egyptische wilg (Salix Medemii), mahonie.
- Plant deze indien mogelijk zo dicht mogelijk bij de bijenhal, beschut tegen de noorderwind.
- De koningin drijft haar eileg op.
- De laatste voorraden reserve voer worden aangesproken. Is er nog voldoende stuifmeel beschikbaar in het volk?
- Op de bodemlade kan men de lijnen met wasmul zien, dit toont het verbruik aan en ook in welke ramen het volk aanwezig is.
- De behoefte aan water groeit samen met de eileg, hoe meer stuifmeelbrood ze moeten verwerken tot voer voor de larven, hoe meer water ze nodig hebben.
- Creëer een drinkgelegenheid nabij de kasten, maar buiten de vliegroute (tegen mogelijke vervuiling door uitwerpselen van de bijen). In de zon, zodat het koude water wat kan opwarmen. Haalbijen gaan in koudeshock door het drinken van te koud water en drijven verdoofd in het water. Maak dat de bijen kunnen landen nabij het water, het gebruik van kleikorrels in een schaal doet het water opwarmen in de zon. Ook kurken, stro, mos of een plank met een gleuf als afloop met een bidon/jerrycan kan gebruikt worden.
- De reinigingsvluchten (ontlasten van de darmen) beginnen zo rond de 10°C. Voor dit laatste zoeken de bijen heldere plaatsen op zoals: auto’s en drogende bleekgekleurde was!!! Ook de dode bijen worden opgeruimd.
- Het is nog te vroeg om de kasten te openen, hiervoor moet het min. 15°C zijn.
- Houd de vliegplank in het oog. Volken die niet thuiskomen met stuifmeel kunnen moerloos zijn of een koningin hebben die niet meer legt.
- Moerloosheid kun je vaststellen met een korte, stevige tik tegen de kast. Luister daarna meteen met het oor tegen de kast gedrukt.
1) Een fel gegons dat plots ophoudt: de koningin is aanwezig.
2) Gegons wordt levendiger en houdt aan: het volk is bijna zeker moerloos.
- Een aanvliegplank aan de kast belet dat de bijen op de koude grond landen. Deze plank verven helpt de bijen om zich te oriënteren naar de juiste kast. Geschikte kleuren zijn: wit, geel, groen en blauw. Rood zien bijen niet, wel ultraviolet maar dat zien wij dan weer niet.
- In deze periode kan je ook gemakkelijk een moerloos volk verenigen met een buurvolk. Er zijn immers nog geen darren aanwezig. Een beetje rook is voldoende of een doorprikte krantenpagina tussen de beide kasten kan ook. Let wel, er is bij het verenigen van volken een reëel risico op ziekteoverdracht.